AA ARTIKEL De Spraak van het Embryo – 2003 EN

Hoe moeten wij een menselijk embryo beschrijven om het in zijn wezen te verstaan?   
Oftewel: Een artikel over de fenomenologie van het embryonale bestaan

Het artikel lezen mét de afbeeldingen en/of het downloaden? Open de link onderaan deze tekst.

 Wat ik zie is maar omhulsel.
Het belangrijkste is onzichtbaar ….
Uit: De kleine prins van
A. de Saint-Exupéry

Inleiding

Wat dóen we eigenlijk als we embryo zijn? is een vraag die mij al vele jaren bezig houdt. In 1985 maakte ik via Prof. Steven de Batselier uit Leuven (België) kennis met het gedachtegoed van mensen als Maarten Lietaert Peerbolte, Robert Laing en Nandor Fodor. Deze psychotherapeuten spreken in hun werk over zaken als ‘prenataal beleven’, ‘foetale psyche’, ‘conceptieshock’ en ‘prenatale psychologie’. Kortom: zij breiden de reikwijdte van menselijk ervaren en bewustzijn uit tot voorbij de grenzen die de gangbare medische biologie daaraan meent te moeten stellen. Want niet alleen de medisch bioloog, maar menig ‘weldenkend’ mens is er heden ten dage van overtuigd dat menselijke geest, menselijk bewustzijn alles van doen heeft met zenuwstelsel in het algemeen en hersenen in het bijzonder. Velen beschouwen het als een feit dat de menselijke geest, het menselijk bewustzijn een soort ‘product’ is van het brein. Enigszins ruwweg gesteld: zoals klieren secreet afscheiden, zo scheiden de menselijke hersenen gedrag en persoonlijkheid af. Anderen drukken zich iets genuanceerder uit en stellen dat een functionerend brein op zijn minst een noodzakelijke voorwaarde voor zoiets als psyche en geest is. Geen wonder, dat voor veel mensen het embryonale bestaan een soort van ‘half-bestaan’ is, een fase waarin de mens ‘nog niet geheel’ is, er ‘nog niet helemaal’ is. Het is volgens de gangbare opvatting immers niet met volwaardig menselijk functioneren te rijmen, wanneer die mens nog niet eens de contouren van actieve hersenen vertoont of wanneer het zenuwstelsel ‘niet veel meer’ is dan een lang gerekte buis met enkele uitgroeisels. Voor mij als embryoloog was daarom de ontmoeting met het gedachtegoed van mensen als De Batselier en Lietaert Peerbolte een regelrechte confrontatie met het denkraam van de medische biologie. Hoe zien deze denkers een embryo dan functioneren in termen van ‘psyche’, ‘beleving’, ‘gedrag’? Wat moet een embryoloog met een uitspraak als van die van Laing “Zou het kunnen dat wij (ook nog vóórdat er sprake is van speciaal ontwikkeld zenuwweefsel in ons lichaam) in onze latere levensfasen transformaties of variaties doormaken van onze eerste prenatale ervaringen? Kan het zijn dat de patronen in onze prenatale ervaringen dienen als een soort sjabloons voor patronen die later het weefsel vormen van ons complexe postnatale gedrags- en zielenleven”1 Hoe zou een embryo psychologisch kunnen functioneren, als het nog maar beschikt over een zenuwstelsel in aanleg? Als zielenleven en gedrag verbonden zijn met een functionerend zenuwstelsel, hoe kan een embryo dan ervaringen hebben of gedrag vertonen?

ONTVANGENIS

Ik zou ons een kind wensen

 Niet zomaar
een optelsom
van twee soorten genen,
toeval
in een zee van tijd

 Maar
een wonder
zwevend in het veilige blauw
van je schoot

 Geworden
Geschapen
op dat éne moment
dat ik was jij
en jij was mij
en wij werden
de Ander

JvdW

 Het artikel lezen mét de afbeeldingen en/of het downloaden? Open de link onderaan deze tekst.