ONVOORSTELBAAR BESTAAN II – Een gesprek tussen een tweeling in de baarmoeder.
Er was eens een tweeling in de baarmoeder. Toen ze langzaam in hun foetale bestaan rijper werden en hun hersenen begonnen te functioneren, werden ze zich ook van hun omgeving en hun eigen bestaan vaag bewust. Na enige tijd ontdekten ze ook elkaar. Weken gingen voorbij en werden maanden. Ze merkten allerlei veranderingen op in hun lichaam en hun beleven. Er was verandering op til. Er ontspon zich een gesprek.
“We zijn aan het veranderen,” zei de een, “Wat kan dat betekenen?”
“Dat betekent,” antwoordde de ander, “Dat we geboren gaan worden.”
De twee huiverden en werden bang. Want ze wisten dat met de geboorte het leven hier ten einde was en dat ze de wereld waarin ze nu leefden zouden moeten verlaten.
“Geloof jij eigenlijk in een leven ná de geboorte?”, vroeg de een.
“Jazeker, dat is er. Ons leven hier is enkel bedoeld om te groeien en te ontwikkelen zodat we ons op het bestaan na de geboorte kunnen voorbereiden en sterk genoeg zullen zijn voor dat bestaan.”
“Nonsens, dat bestaat toch niet. Hoe moet dat er überhaupt uitzien, zo’n leven na de geboorte?”
“Dat weet ik ook niet precies. Maar zeker zal het veel lichter en helderder zijn dan hier. En misschien zullen we dan rond kunnen lopen en met de mond eten”.
“Wat een onzin! Rondlopen, dat gaat toch helemaal niet. En met je mond eten, wat een raar idee. We hebben toch de navelstreng die ons voedt. Bovendien gaat rondlopen ook daarom al niet, de navelstreng is nu al vaak veel te kort.”
“Toch, ik weet het zeker dat het kan. Het is allemaal alleen een beetje anders dan hier”.
“Er is er nog nooit iemand teruggekomen van ‘na de geboorte’. Met de geboorte is dit leven ten einde. En het leven hier is alleen maar donker en een kwelling. Als de zin van conceptie en al ons groeien en ontwikkelen niets anders is dan dat het allemaal eindigt met de geboorte, dan is dit bestaan werkelijk absurd”
“Ook al weet ik niet precies hoe het leven na de geboorte eruit ziet, we zullen dan in ieder geval onze moeder zien en ze zal voor ons zorgen.”
“Moeder? Jij gelooft in een Moeder? Waar is ze dan?”
“Nou hier, overal om ons heen. Wij zijn en bestaan in haar en door haar. Zonder haar konden we überhaupt niet bestaan.”
“Quatsch! Van een moeder heb ik nog nooit iets gemerkt of gezien, dus bestaat ze ook niet.”
„Toch, toch, soms, als we stil zijn, kun je haar voor ons horen zingen. Of voelen hoe ze onze wereld streelt”.Bron: Pablo J.Luis Molinero
From Boy and Girl, a story from his website: pablomolinero.com > writings > Morphogeny > Boy and Girl