AA Geen lichaam zonder ziel, geen ziel zonder lichaam

Een interview met HC. HC staat voor Haptonomisch Contact – vakblad voor Haptonomie & Haptotherapie.  In maart 2025 namen Harry van Nie en Astrid Mols (redacteuren) via Zoom mij een interview af naar aanleding van een studiedag die ik had gegeven .

Geen lichaam zonder ziel, geen ziel zonder lichaam
Interview met Jaap van der Wal over onze ziel, het lichaam, kortom heel de mens.

Door Astrid Mols en Harry van Nie

Harry van Nie en Astrid Mols gingen in gesprek met Jaap van der Wal -arts, anatoom, embryoloog en filosoof. Op 14 november werd hij ‘bijgezet’ in de Hall of Honor van Prenatale Wetenschap. Zijn missie en passie maken dat hij, hoewel op leeftijd, wereldwijd nog steeds cursussen en webinars geeft over zijn filosofische kijk op het embryo. Ook zijn er podcasts te beluisteren waarin hij hierover vertelt. Het werd een zeer boeiende ontmoeting, waarin Jaap geanimeerd zijn zienswijze met ons deelde.

We begrijpen dat je je als arts, anatoom, embryoloog en wetenschapper meer en meer een fenomenologische biologie en menskunde hebt eigengemaakt om zo een brug te slaan naar de complementaire zorg.
‘Ja, dat klopt. Ik ben gestart vanuit de antroposofie. Rudolf Steiner was mijn eerste inspiratiebron.
Ik begon mezelf vragen te stellen als: wat zijn wij mensen voor wezens, alleen lichamen of meer: geest én lichaam? In dat kader werd ik door Dick van Romunde, destijds een belangrijk fenomenologisch wetenschapper en antroposoof, geïntroduceerd in zijn kringen. Zo is het begonnen, aanvankelijk ging het vooral om het ontwikkelen van antroposofische of spirituele embryologie.

Toen bleek dat veel beroepsgroepen zich bezighielden met vragen over ‘mind en body’ en ‘wat is nou eigenlijk geest?’. De openingszin op mijn cursussen luidt dan ook meestal: “Ik ben Jaap van der Wal. Ik ben wetenschapper, anatoom en embryoloog. Daarnaast ben ik op zoek naar geest en heb ik een manier gevonden om dat te kunnen doen. Ik wil je daar graag over vertellen en daar gaan we, via het embryo, een soort spirituele menskunde op bouwen.”‘

Wat is ‘mind en body’? En heeft een embryo daar al mee te maken? Hoe zit dat met bewustzijn?
‘Ik geef geen antroposofische embryologie, ik geef de embryologie van iemand die op zoek is naar een geest in het lichaam. Het is een zoektocht naar spiritualiteit. De vraag die mij op dit spoor zette kwam in de jaren ’70 vanuit de prenatale psychologie. Professor de Batselier, een Belgische hoogleraar, vroeg mij: “Hoe zit dat met de hersenen in zo’n embryo? Hoe kan een wezen met nauwelijks aanwezige en functionerende hersenen toch bewustzijn of ervaringen hebben, terwijl we in de prenatale psychologie merken dat een mens, bij prenatale botsingen of kwetsingen, later diepe onbewuste trauma’s of blokkades ontwikkelt? Hoe zit het eigenlijk bij een embryo met ‘minden body’?” Van de embryoloog Blechschmidt leerde ik dat het bewustzijn (of ziel, of geest – hoe je het ook wilt noemen) al op een onderbewuste, slapende manier in het embryo werkzaam is.

Het is dan ook mijn hoofdthema geworden: op zoek naar geest. Wij zijn een wezen van ziel (of geest) en lichaam. Met dit idee stijgt deze menskunde boven het DNA-denken en het brein­ denken uit. Om een meer spirituele beschouwing met de wetenschap te rijmen, moetje wel een andere bril opzetten en anders naar de dingen leren kijken.

Als medicus ben ik door lezingen van Frans Veldman enigszins bekend geraakt met haptonomie en heb daarover geleerd als therapie, als behandeling of als zienswijze. Ik heb hem zelf nog ontmoet. Dat was in de jaren ’70, toen men in de medische opleiding nog wel openstond voor zogenaamde alternatieve geneeskunde. Ik bevond mij toen in de voorhoede van dat alles. Er bestond een toenemende interesse in grensverleggend denken in de geneeskunde. Dat is nu wel anders. Tegenwoordig wordt het geestelijke in de mens nauwelijks nog erkend. In het zogenaamde neuro-genetisch determinisme wordt alles
vanuit DNA en brein verklaard. En zo voel ik me tegenwoordig meer in een achterhoedegevecht verwikkeld met de mainstream wetenschap.

Ik weet als wetenschapper best hoe ik op zoek moet gaan naar verklaringen en oorzaken, maar de fenomenoloog zoekt eerder naar betekenis. In de psychologie en de psychiatrie zie je nog weleens een fenomenologische benadering.
Dan gaat het om het ervaren van de patiënt, de beleving. Het is ook een stukje van mijn missie, om mensen met fenomenologie vertrouwd te maken. Dat je meer uitgaat van wat je waarneemt, niet van watje denkt. En ‘voor waar neemt
wat je waarneemt’, dus ook dat je wat je voelt en ervaart serieus neemt als bron van kennis. Fenomenologie is meer een ‘harten-wetenschap’. In tegenstelling tot “de wetenschap van het analytische denken” van na Descartes.’

Hoe kwam jij dan bij ‘de ziel’?
‘Als je vragen krijgt als: “Hoe zit dat dan met ‘mind’ en zenuwstelsel, met bewustzijn bij het embryo?” dan is dat de vraag naar de ziel. Men vraagt vaak: “Wanneer komt de ziel er nou bij?” Eerst moeten we dan definiëren wat ziel is. Dan kun je erover praten. Is de ziel iets dat erbij komt of iets dat ontstaat en door je lichaam ‘geproduceerd’ wordt zoals o.m. professor Erik Scherder zegt: “Je brein produceert jouw ziel, jouw persoonlijkheid, jouw bewustzijn.” Vroeger had je een geest en ziel, daarna werd dat psyche, toen werd het gedrag en tenslotte werd het brein. En nu is geest en ziel verengd tot het begrip ‘bewustzijn’. We zoeken naar iets in ons wat anders moet zijn dan ons lichaam.

Er moet haast wel iets anders in mij bestaan dan alleen de lichamelijkheid van brein, genen en lichaam. Dat er iets anders in jou werkt, denkt en voelt, dat wat je bent, dat is de ziel en dat is inderdaad iets anders dan het lichaam. Dit kan niet door het lichaam geproduceerd zijn, per definitie niet. Descartes heeft ons vertrouwd gemaakt met dat er een dualiteit in ons is. En dat is niet iets wat je denkt, zo heeft hij het niet bedoeld, hij bedoelt dat het iets is wat je ervaart en beleeft in jezelf. Er bestaat in mij iets dat van een andere orde moet zijn dan ‘lichaam’ anders kon ik me mijn lichaam niet bewust zijn en ervaren. leder kind vraagt: “Waar kom ik vandaan?”. Het kind ervaart kennelijk ook: er is iets in mij dat anders moet zijn dan mijn lichaam. In de loop der jaren heb ik geleerd dat, als er zoiets bestaat als geest of ziel, dit geen dualiteit is, maar een polariteit met je lichaam. Polariteit is een tweeheid, maar het is meer dan dat; namelijk ook een twee-eenheid waarbij de ene pool niet zonder de ander kan. Je kunt alleen maar licht kennen omdat er ook duister kan zijn. Het een is de omkering van het andere: tegenstelling dus maar ook een eenheid. Zo ook: geen geest zonder lichaam, geen lichaam zonder geest.

Zaadcel en eicel zijn ook een immense polariteit. Het zijn totaal verschillende principes en toch horen ze bij elkaar en zijn in die zin een eenheid. Zij vervullen elkaar en maken elkaar weer heel. Geest en lichaam zou je ook als een dergelijke twee-eenheid-polariteit kunnen zien: een lichaam zonder geest is niet denkbaar. Zou het kunnen dat er bij de conceptie iets zich verbindt met je lichaam, dat er iets instapt, iets incarneert dat bij het sterfbed kennelijk dan weer loslaat, ‘heengaat’? Conceptie en sterven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, alleen waar de conceptie verbindt, gaat het sterven over loslaten. Sterven blijkt dus de omkering te zijn van het verbinden. Het verschil is alleen dat je bij het sterfbed weet wie er heen gaat en bij de conceptie niet weet wie of wat er binnenkomt. Je moet wachten op de biografie en die is pas klaar als een mens dood gaat. Dan weet je pas wie het was. Wij zijn daarmee een verschijning aan de hand van het lichaam en niet een product van het lichaam.

Embryologie wordt dan een wetenschap van incarneren. Dat begrip is nog steeds ongewenst in de wetenschap, maar ‘embodiment’ dat mag vaak nog wel. Dan gaan we op zoek naar ‘embodiment’. Je kunt zien dat een embryo stap voor stap verder in zijn lichaam komt wat geest en ziel betreft. Het zou dus kunnen dat geest én lichaam – als twee-eenheid – samen ziel zijn. Zo is je ziel, jouw persoon, jouw bewustzijn altijd als een soort derde dimensie aanwezig, namelijk een soort derde dimensie aanwezig, namelijk een interactie zijn van iets geestelijks in jou en de lichamelijkheid in jou en dat samen, zou je kunnen zeggen, dat is je persoon. Dat is je ziel! De ziel als de dimensie van geest EN lichaam.

We hebben altijd bij ons een ziel en een lichaam. We zijn ziel en onze ziel is psychosomatisch: onze ziel is zowel geestelijk als lichamelijk. Maar daar zou je nog verder kunnen denken: zou die geest of ziel misschien ook zonder lichaam kunnen bestaan? Dat is dan een optie die wel logisch lijkt maar die je natuurlijk niet als wetenschapper kunt bewijzen in de zin van aantonen en ‘hard’ en meetbaar maken. Je kunt niet aantonen dat er zoiets bestaat als reïncarnatie, maar je kunt wel als fenomenoloog aantonen, en dat is goed te zien, als je dat wil, dat een embryo een ‘zich verbinden’ is en conceptie ook een ‘zich verbinden’ is en dat sterven gekenmerkt wordt door een ‘heengaand loslaten’. Je ziet dus de ziel als het tableau daartussen. Mijn slogan is: de eenheid van mens zijn is niet je lichaam, is eigenlijk ook niet je ziel, maar zeker niet je genoom, is ook niet dat vermaledijde brein. Dat is je biografie, dat wat jij tot stand brengt, zowel lichamelijk, sociaal als geestelijk. Dat wat jij tot verschijning brengt: je lichaam is een verschijning en je verschijnt aan de hand van het lichaam.’

Centraal staat in jouw kijk op het embryo: hoe het ontstaat (incarnatie), hoe de ziel aanstuurt en hoe het handelingen voorbereidt voor het postnatale leven? 
‘Volgens mijn visie zijn we een verschijning aan de hand van het lichaam. Ik kom niet uit mijn brein, maar ik kom doorheen mijn brein. Vandaar dat als je aan mijn brein gaat peuteren met medicamenten, mijn persoonlijkheid en verschijning verandert. Als mijn brein bijvoorbeeld wordt aangevallen door een hersentumor, dan ga ik mij anders gedragen, ik word een andere persoon, maar dat bewijst nog niet dat mijn brein mijn persoon produceert. Lichaam, genen en brein als noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarden voor geest, bewustzijn, ziel. Bij de conceptie word je niet gemaakt maar stijg je in, verbind je en je embryonale bestaan is dan ook een ‘doorheen je lichaam tot verschijnen komen’. Dan kom ik met de beroemde uitspraak van Rumi: “Het lichaam ontwikkelt zich uit ons, niet wij uit het lichaam. Wij schiepen ons lichaam zelf, cel voor cel schiepen wij het.”

Maar dat is tegenwoordig volkomen verloren gegaan. Je wordt veroorzaakt door je genen en je brein, en dat brein produceert jouw persoonlijkheid. We leven tegenwoordig in wat ik maar noem het neuro-genetisch dogma. Wij zijn het product van een brein, het brein is een product van het lichaam en het lichaam wordt gemaakt door een vader en de moeder met een zaadje en eitje en de genen sturen dat alles aan.’

Zeg jij dat de ziel in de verbinding in de baarmoeder ontstaat of is er al een ziel aanwezig?
‘Van meet af aan is er een ziel (geest), bij conceptie, bij de eenwording. Dit impliceert dat er mogelijk zelfs een voorgeboortelijk, een preconceptioneel bestaan is. Dat is denkbaar, dat kan je ook zien als je dat wil. Dat is net zo denkbaar en zichtbaar als datje bij eensterfbed ‘heengaan’ kunt zien. En dan gaat het natuurlijk niet om het objectieve, zeg maar Cartesiaanse zien maar om het fenomenologisch kunnen beleven van het gebaar. Als je dit idee omarmt, dan is de hele embryologie daarmee in harmonie en dan zie je dus een proces van ‘embodiment’, van verwerkelijken, van verbinden van ziel of geest met het lichaam, steeds dieper en intenser. En er zitten ook stappen in. De derde week bijvoorbeeld, als je een hart vormt. Dat zijn allemaal belangrijke stappen in die belichaming. Je kunt dus zeggen dat je tijdens dat prenatale bestaan al bezig bent om in je ziel, in je lichaam te incarneren en dan kom je uiteindelijk op een heel belangrijk punt. Dat betekent dat geboorte niet een ontstaan of een aanvangen is, maar dat geboorte (ook) een einde is, een sterven; dat je dus uit jezelf sterft en dat daar een placenta bij achterblijft. Geboorte is te beschouwen als een begin, maar dan van een volgende fase.’

Je zegt in een van je podcasts dat de ziel ook de aansturing is voor de ontwikkeling.
‘Ja, de ziel is dus niet alleen maar dat wat in je lichaam denkt en voelt, een bewustzijn, maar is tevens het lichaam scheppende en lichaam onderhoudende principe. Jij schiep het lichaam zelf, jij onderhoudt het en bedraadt je brein, ‘draad voor draad’. Je lichaam is geen ruimtelijk ding, het is een levenslang proces in de tijd.  Dit is de allerbelangrijkste lering die ik zelf heb getrokken uit dit hele omgaan met het embryo.

Ik ben begonnen als anatoom en ik ben anatoom in hart en nieren, dus een wetenschapper. Ik heb heel bewust gekozen om anatoom te worden want ik wilde graag de mens zien in zijn geheel. En ik heb dankzij het embryo geleerd dat wij niet anatomie zijn. Het lichaam is niet iets statisch anatomisch, het lichaam is een levenslang verrichten. Dat is voor mij de eyeopener en
zo heb ik dus vanuit het embryonale denken mijn anatomie overwonnen: wij zijn nog steeds embryo. ‘Het Embryo in Ons’ noem ik mijn cursus tegenwoordig, want de anatomie is het denken in deeltjes, dat uit elkaar halen en het geheel terugbrengen tot elementen (cellen, moleculen, organen) en vervolgens denken we dan dat het lichaam is opgebouwd uit die delen. Dat is een onwaarheid. En ik zeg niet gauw dat iets onwaar is. Het is trouwens het embryo zelf dat aan iedereen die het wil verstaan duidelijk maakt dat het niet waar is, dat je niet bent opgebouwd uit je onderdelen, je organen of je cellen. Je begint niet als een cel, je begint als een eencellig lichaam of organisme en een leven lang organiseer je dat lichaam in organen, onderdelen en cellen.

Een embryo is al mens, het is niet een ‘nog-niet­ wezen’ maar een volwaardig mens. Net zo goed als een kind, een puber of zelfs een demente oudere. Waarom is de derde week zo belangrijk? In die week kom je voor het eerst écht in je ruimtelijke lichaam aan. Tot die tijd leef je daar min of meer omheen. Maar in de derde week krijg je wat elk dier heeft. Dan creëer je een innerlijk, een innerlijk dat zich kan onderscheiden van buiten, dat autonoom is en waar zielenleven in komt. Waar gewaarwording en bewustzijn mogelijk worden. Dat is het dierlijke bestaan in ons. Natuurlijk hebben wij net als het dier een zieleleven. Dit innerlijk is zowel anatomisch als psychologisch aanwezig. Rechtop staan is uniek voor de mens. Dat oprichten zien we al in het embryo als het uit de gekromde vorm het hoofdje naar achter beweegt in deflectie. Dan zie je het embryo zich morfologisch oprichten. Dit oprichten komt later terug als je als peuter fysiologisch gaat staan, maar is ook een psychisch ‘gaan staan voor’.
Zo kun je ook de arm- en beenbewegingen duiden als fysiologische beginvormen van later handelen. Je kunt wel de losse delen ontleden, maar zij vormen nooit het volledige geheel – dat geheel wordt bijeen gehouden door de ziel. Blechschmidt noemt dat: “De ziel is niet iets wat er later bij komt, maar van meet af aan oefent de ziel zich voor in het creëren en gebaren van het lichaam.” Ook je lichaam is gedrag. Alles watje nu morfologisch vóór-oefent, wordt later een fysiologische mogelijkheid en nog later een psychologische ofwel ook mentale mogelijkheid. Je begint als een eencellig organisme en dan zit alles er al in aan mogelijkheden. Je ontwikkelt je je hele leven door en moet uit het voorgaande sterven om in het volgende te komen. Je ziet dat het embryo moet ophouden met een bepaalde manier van doen en dan sterft om in die volgende fase te komen.’

Het lijkt me dat het begrip ziel lastig ligt in de wetenschappelijke wereld; je kunt het niet aanwijzen, je kunt het niet oppakken?
‘Dat is inderdaad het drama van het Cartesiaanse dualisme en ik zeg dat ook eerlijk. Het lichaam is ponderabel (weegbaar), hard, evident, meetbaar en objectief aantoonbaar. Geest en ziel is het imponderabele datje alleen maar subjectief kunt ervaren. Ik kan nooit bewijzen dat geest bestaat, maar ik kan je wel helpen het te zien, als je het durft aan te nemen. Het is best denkbaar dat er in jou iets werkt, dat zich manifesteert en dat op een gegeven moment ook dat lichaam achterlaat. Dat heb je zelfs voor-geoefend bij je geboorte. Negen maanden lang trek je die placenta om je heen, in die placenta daar leef je. En, heel belangrijk, die placenta is dus niet iets dat toegevoegd is. Nee, aan het eind van de eerste week deelt je lichaam zich in een ‘eigenlijk lichaam’ en een placentalichaam. In je placenta besta je, dáár leef je en adem je en van daaruit ben je dus al die tijd bezig met de vormgeving van je lichaam. Als je verder wilt, moet je uit dat placenta-lijf sterven en dat heet geboorte. In het Duits heet dit ‘Entbindung’ (ontbinden, scheiden, loslaten). Je komt niet simpelweg uitje moeder, je komt uit jezelf. Je moeder is je back-up die achter je staat en jou helpt die beweging te maken om uit jezelf te sterven. Zo is geboorte het gebaar van sterven, en sterven het gebaar van ONT-wikkelen – uit het voorgaande sterven om in het volgende geboren te worden en verder te kunnen gaan. Een kleine woordgrap: een Duitser ‘ontbindt’ bij de geboorte terwijl bij de Nederlander het loslaten – ontbinden – pas na het sterven begint.’

Je legt een link tussen de ziel en de fascie, die ook ons hele systeem verbindt. Zit de ziel in de fascie?
‘Eigenlijk is het Andrew Taylor Still, de grondlegger van de osteopathie, die zegt: “In the water and the fluids ofthe fascia, the soul is dwelling”. De fascie komt uit het mesoderm – één van de drie zogenoemde embryonale kiembladen,dat volgens mij al decennialang wordt miskend. In de derde week ontstaat in het embryo een “derde ruimte”: het meso(derm), dat niet een huid (derm) is, maar ons innerlijk presenteert. Het Binnen-weefwerk zoals Blechschmidt het noemt, het oerbindweefsel waaruit later organen ontstaan en waarin alle organen (ook die uit het ectoderm en entoderm ontstaan) zijn ingebed. Het bindweefsel, dat zowel ruimte geeft als verbindt (denk aan lichaamsholtes en bloed), vormt dus ook de basis van het innerlijk. Het is ook in het embryo de dimensie van waaruit de embryonale processen geregeld en georganiseerd worden. Je moet de ziel dus niet willen lokaliseren, die zit niet ergens, maar die leeft en weeft in die fascie. Ik zeg ook altijd dat we het bloed erbij moeten betrekken. In de oude anatomie werd bloed niet als een vloeistof gezien maar als een weefsel, een heel bijzonder bindweefsel dat zich inderdaad als een vloeistof kan gedragen. Het beste orgaan, aldus Rudolf Steiner, om in een lichaam te incarneren is natuurlijk het bloed want met het bloed kom je overal en nergens. Het bloed is dus ook een fascie, een dynamische fascie.’

Is dat jouw missie, ga terug naar het geheel, in alle opzichten?
‘We groeien vanuit de zygote, een eencellig lichaam, in drie dagen naar de morula en twee dagen later naar de blastula van 120 cellen, van waaruit we verder groeien. Dan zijn we al een geheel en niet slechts een verzameling losse cellen. De morula is niet een klompje cellen maar een meercellig lichaam. Net zoals losse onderdelen van een kerstboom nog geen kerstboom vormen, moeten de delen door ons georganiseerd worden tot het geheel. We moeten leren beseffen dat er naast het anatomische lichaam een andere, dagelijks te ervaren waarheid bestaat. Dat is de waarheid van het geheel. Het geheel is het primaat en de (onder)delen zijn daarvan afgeleid, niet andersom! Helaas is de moderne geneeskunde – en daarmee de wetenschap – hier niet meer op gebaseerd. Goethe, de grote fenomenoloog, zei het al: “Om het leven te bestuderen moet je het uit elkaar halen, maar aan het eind heb je dan ‘die Teilen in der Hand und fehlt ja leider nur das Geistige Band’.” Wij kijken tegenwoordig, geest, ziel en leven uit de dingen weg. De fenomenoloog brengt deze elementen juist weer in beeld.’

1 Het zien vanuit de visie van René Descartes, een Franse filosoof. Het gaat dan om het zien in dualisme. Ik denk niet dat lichaam en geest dualiteit zijn. Ze zijn polariteit en dat is Eén en De Derde.

jaapvanderwal@embryo.nl
info@haptotherapiedehagen.nl
ghvannie@gmail.com