The Fascia as the Organ of Innerness – An Holistic Approach based upon a Phenomenological Embryology and Morphology, in: Fascia in the Osteopathy by T.Liem et al., 2016, Handspring
Abstract
Gewoonlijk wordt de fascie beschreven in de typisch anatomische terminologie van ruimtelijke onderscheiding van structuren. Fascia is echter (naast bloed) een van de belangrijkste verschijningsvormen van de kwaliteit van ‘meso’, een van de drie basiskiemlagen van het menselijk organisme. Eigenlijk is de gebruikelijke term “mesoderm” niet juist, omdat hij geen waarde hecht aan de functionele architectuur van “meso” als “inwendig weefsel” en een andere kwaliteit heeft dan het ectoderm en endoderm, die fungeren als lichaamsbeperkende dimensies (lichaamswanden). Eigenlijk zijn het niet de ingewanden die het “binnenste” van onze lichaamsorganisatie vertegenwoordigen, maar wordt dat gedaan door het “meso” met “fascia” en bloed als belangrijkste vertegenwoordigers. Een dergelijke (fenomenologische) benadering vraagt om inzicht in de architectuur “van het bindweefsel in het lichaam als geheel, de analytische benadering van de anatomische geest is daar niet geschikt voor. Bovendien is er het citaat van AT Still waarin de fascia wordt genoemd als het domein “waar de ziel woont”. Wat hebben ziel en fascia eigenlijk te maken (en niet te maken) met anatomie en topografie?
(…..)
Vanuit fenomenologisch standpunt kan men overal in het lichaam en op verschillende manieren twee belangrijke functionele tendensen in het bindweefsel onderscheiden. Lichaamsholten en gewrichten bijvoorbeeld vertegenwoordigen de “losmakende” en “ruimtevormende” kwaliteit van het meso die mobiliteit mogelijk maakt; de “verbindende” kwaliteit daarentegen zorgt voor anatomische en mechanische verbindingen tussen organen en lichaamsdelen. In het zogenaamde bewegingsapparaat zijn deze twee aspecten van het bindweefsel duidelijk te onderscheiden. Een architectonische beschrijving van meso respectievelijk bindweefsel is daarom noodzakelijk, omdat de anatomische geest de continuïteit van het bindweefsel als integrerende matrix van het lichaam verwaarloost.
Ook het gebruikelijke onderscheid tussen zogenaamde gewrichtsreceptoren en spierreceptoren blijkt op deze manier een kunstmatig onderscheid. Mechanoreceptoren (ook de spierspoeltjes) zijn gerangschikt in de context van omstandigheden van krachtoverbrenging, d.w.z. van de architectuur van spieren en bindweefsel, in plaats van georganiseerd langs de “klassieke anatomische eenheden” zoals spieren, kapsels en ligamenten. De proprioceptie van onszelf als lichamen met een “innerlijk” (“lichaamsgevoel”) is niet simpelweg synoniem met de mechanische proprioceptie die actief is in het bewegingsapparaat. Deze laatste vertegenwoordigt het gevoelsmechanisme dat essentieel is voor de besturing en het hanteren van krachten en leidt tot statesthesie en kinesthesie (het gevoel voor houding en beweging). Psychologische proprioceptie (“lichaamsgevoel”) is een andere categorie en kan worden gekoppeld aan de “meso”-dimensie van ons lichaam en is dus niet topografisch gelokaliseerd, Het gebeurt (of “verblijft”) in het meso. Waarom het begrip fascie niet uitbreiden naar de ’tussenmens’ van ‘meso’?
Om meer te lezen opent u de onderstaande link