COLUMN – Grenzen open of dicht? Een derde weg – NL

  

De afgelopen maanden staat de solidariteit tussen de verschillende landen van de Europese Unie onder druk. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de zogenaamde ‘vluchtelingencrisis’. Weer lijkt het te gaan om een aloud thema dat met gemeenschapsvorming samenhangt.  Gaan we voor In pluribus Unum (in veelheid één) of voor het E pluribus unum? (uit velen één) In de Verenigde Staten is officieel gekozen voor E pluribus unum. Deze spreuk symboliseert het streven om uit veelheid en verscheidenheid tot eenheid te komen. Het risico hierbij is dat het streven naar eenheid vertaald wordt in het streven naar gelijk maken waarin alle verscheidenheid opgeofferd wordt aan het heilige doel van één en hetzelfde zijn. Met andere woorden de verscheidenheid te elimineren. In de praktijk zie je in de Verenigde Staten ook de andere beweging. Het In pluribus unum  symboliseert het streven om juist de verscheidenheid te cultiveren en uit de verscheidenheid in een soort overstijgen (Steigerung zou Goethe zeggen) het gemeenschappelijk-zijn, het één-zijn voortdurend tot stand te brengen. Het Een-zijn niet als passief einddoel, een eindtoestand, maar éénheid als een voortdurend actief bewustzijn en streven. Ook in een levend organisme gaan de polariteiten van eenheid (lichaam, heelheid) en veelheid (cellen, deeltjes) een voortdurende vruchtbare dialoog aan. Daarmee is een-zijn niet de som of passief product van het vele of de deeltjes. Een-zijn, heelheid is een verrichting en daarmee de polariteit van het deel-zijn en veel-zijn. Eicel en zaadcel, een en veel zijn beide noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarden om tot Eenheid te komen.

Zo ook met grenzen. Hoe vaak wordt niet gezegd dat  het menselijk lichaam uit drie zogenaamde kiembladen is opgebouwd. Er is een ectoderm, een entoderm en het mesoderm en de organen worden gecategoriseerd als zijnde afgeleide van of ontstaan uit het ene dan wel het andere. Maar zo is het mijns inziens niet. Ons organisme creëert twee grenzen aan de wereld. Enerzijds datgene wat ik maar onze “uitgewanden” noem: het is het ectoderm met alle daarmee samenhangende organen dat ons van en ten opzichte van de wereld afgrenst. Aan onze binnenkant, onze “ingewanden” heerst een ander principe, dat is het entoderm. Ook daar grenzen we aan de wereld maar hoe geheel anders gaan wij aan deze binnenkant met de wereld om?. Daar gaan wij met haar in interactie, in intieme en directe communicatie, daar komen met haar in symbiose. En tussen de grenzen, de “wanden” het Meso, het Midden, het echte ‘innerlijk’ dat dus per se en per definitie geen mesoDERM kan zijn. Twee dermen, twee huiden, twee grenzen aan de wereld is genoeg (meer is ook niet mogelijk) en daartussen bestaan en leven wij in het inter-Esse, het zijn TUSSEN en IN de dingen, in het Meso.

Zo heb ik van het embryo geleerd dat een grens op twee manieren grens kan zijn. De grens tussen twee landen kan dicht gaan en dan is er geen communicatie en uitwisseling mogelijk en ontstaat gespletenheid en gescheiden zijn. Deze dualiteit kan tot oorlog leiden. Maar grenzen kunnen ook opengaan. Dan gaat de grens met een ander land open en ontstaat uitwisseling, communicatie, interactie, verbinding. Het risico is je autonomie, eigenheid verliezen maar dat hoeft niet. Zo ook het ectoderm en entoderm. Enerzijds je buitenkant-grenzen en daarmee mogelijk autonoom worden ten opzichte van de omgeving zodat jij kunt zien, horen, waarnemen, zodat ‘bewustzijn van’ mogelijk wordt. Anderzijds het entoderm, waar we intiem met de wereld omgaan en met haar in interactie en stofwisseling treden, zodat zij ons voedt en mogelijk maakt. En daartussen het Meso, het ertussen, daarin bestaan we. Misschien toch een wijze les over hoe wij met onze grenzen zouden kunnen omgaan in Europa?  Je moet als organisme, als land nooit voor de absoluutheid van het ene of voor de absoluutheid van het andere kiezen. Je moet proberen te leven en leven betekent dat je zowel kunt af-grenzen als ook kunt toe-grenzen. Ik heb wel eens vaker het idee dat wij als sociaal organisme, als land, als gemeenschap, als continent kunnen leren van het biologisch organisme. Dat een maatschappelijke organisme misschien wel dezelfde wetmatigheden moet leven als het levende organisme in zijn biologie.

Deze embryonale gedachten werden opgeroepen door deze passage in Motief, een magazine voor antroposofie in Nederland (februari 2016). “Grenzen open of grenzen dicht? luidde het in de afgelopen maanden. Beide zijn onmogelijkheden. Omdat ze tot in het oneindige om steeds meer inperkingen zullen vragen. Er is echter de mogelijkheid om boven dit of-of uit te gaan. Dit uitstijgen boven het duale denkmodel is een thema bij uitstek voor het eigentijdse bewustzijn. In de sprong van het duale naar het polaire ‘zowel… als ook’ kan de intentie zoals die leeft in het Ik zich kenbaar maken. Uitgerekend daar! De mogelijkheid om noch de ene, noch de andere zijde te kiezen, maar beide open te houden, net zolang totdat een derde mogelijkheid zich kan manifesteren”.  (Christine Gruwez, De neiging tot het kwaad in ieder mens. In Motief – Maandblad Antroposofie in Nederland, Nummer 199, februari 2016, pag. 12 -15).