Abstract
Verantwoording
Deze verhandeling over ons embryonale of voorgeboortelijke bestaan is ontstaan naar aanleiding van de vraag “Wat dóet een menselijk embryo eigenlijk?”, of anders gesteld “Wat is eigenlijk de aard van het menselijk prenataal bestaan in de zin van mens-zijn?”. Deze vraag wordt vaak aan mij als deskundige, als embryoloog, gesteld door vertegenwoordigers van de zogenaamde prenatale psychologie. De prenatale psychologie gaat bijvoorbeeld uit dat mensen een ‘conceptieshock’ of een ‘nidatietrauma’ kunnen oplopen. Het eerste zou gaan om een belevenis rond de bevruchting van de mens, het tweede slaat op de innesteling in de baarmoeder die ieder mens ongeveer een week na de bevruchting voltrekt. De impliciete vraag is dan “Wat kan een embryoloog, een bioloog vanuit zijn/haar discipline zeggen over de eventuele mogelijkheid dat menselijke embryo’s beleving zouden hebben?”. Ik wil mij ten doel stellen hier een verbinding te leggen (of op zijn minst aan te geven) tussen embryologie en psychologie. Dat houdt onder meer in dat het zal moeten gaan over menselijk embryonaal gedrag. De vraag die dan onmiddellijk gesteld moet worden, luidt: “Is het wel mogelijk bij het embryo te spreken van gedrag?” Bij een foetus van enkele maanden oud is het mogelijk om gedragingen te beschrijven – bijvoorbeeld in termen van reflexen en reacties op prikkels -, maar in welke termen moet dan het ‘gedrag’ van een embryo van enkele weken oud, dus nog jonger, gemeten dan wel beschreven worden? Zijn er aan een foetus nog allerlei fysiologische zaken te registreren – bijvoorbeeld een E.E.G. als signaal van het functioneren van de prille hersenen -, met welke parameters dient men dan het functioneren van een embryo te meten, wanneer organen, ook de hersenen en de spieren, ‘nog slechts’ kiemen in aanleg zijn? Het uitgangspunt dat het hersenprocessen zijn die al ons lichamelijk functioneren, ons gedrag, ja uiteindelijk onze cultuur bepalen is langzamerhand gemeengoed geworden, maar hoe houdt dit uitgangspunt dan stand bij een embryo? Daar is datzelfde zenuwstelsel immers ‘enkel nog maar’ een snel groeiende en krommende buis, gelegen aan de rugzijde van het lichaam, die absoluut nog niet die fysiologische parameters van functioneren vertoont (zoals E.E.G of prikkelgeleiding) die in het volwassen lichaam (‘normaliter’) het biologisch-stoffelijk argument leveren voor genoemd uitgangspunt, namelijk dat het de hersenen zijn die menselijk gedrag genereren.
Meer lezen? Open onderstaande link.